“Meten is weten”, hoor je iemand weleens zeggen. Zelfs tekst? “Gelukkig kunnen we tekst tegenwoordig ook meten”, zegt hij vervolgens. En hij begint dan waarschijnlijk over ‘B1’. Natuurlijk is het mooi als je vooraf na kunt gaan of jouw tekst effect zal hebben. Maar hoe effectief zijn onze meetinstrumenten?
De B1-discussie is hot. Iedereen doet eraan mee en schijnt er een mening over te hebben. Dat is mooi. Hoe meer aandacht voor ons vak, hoe beter.
De classificatie
Waar hebben we het over? De Europese Unie heeft in 1996 de mate van leesvaardigheid geclassificeerd. De bedoeling was om na te gaan in hoeverre iemand een buitenlandse taal machtig is.
Die classificatie kent zes groepen: A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Iemand die in het Russisch op niveau A1 zit, kan in Moskou een biertje bestellen en vragen wat het kost. En hij begrijpt na het antwoord dan ook nog wat hij op tafel moet leggen. Zit je op C2, dan lees je moeiteloos de dissertatie van je Russische vriendin.
Van lezen naar schrijven
In plaats van zelf meetinstrumenten te ontwikkelen voor schrijven, omarmden de tekstmeters deze meetmethode voor lezen. Ineens moesten we ‘B1’ gaan schrijven. Dat zou dan in de plaats komen van ambtelijke taal die doodsaai en onbegrijpelijk was. Daarvan hoef ik hier geen voorbeelden te geven. Een goede zaak dus.
Vreemde taal of eigen taal?
Maar misverstanden liggen op de loer. Want je kunt criteria voor leesvaardigheid van iemand die een vreemde taal aan het leren is, niet zomaar loslaten op het schrijven van een tekst in de moedertaal.
Voorbeeld: je schrijft een tekst op B2-niveau. Daarin komt het woord ‘overbruggingsregeling’ voor, volgens de B2-regels nog net te behappen voor de doelgroep. Je hoeft het dus niet uit te leggen. Maar iemand met Turks als moedertaal kent misschien wel het begrip ‘regeling’ maar weet niet wat ‘overbruggen’ betekent. Dus haakt hij af. Of hij pakt zijn woordenboek.
Schrijf je op B1-niveau dan kun je ‘overbruggingsregeling’ wel gebruiken, zolang je het maar uitlegt – in simpele bewoordingen. Waarom zouden ‘B1-lezers’ massaal de weg kwijtraken in een redelijk concreet woord van zeven lettergrepen? Hooguit omdat ze zwaar dyslectisch zijn. En dat is niet iedereen.
Software
Er zijn applicaties te koop waar je een tekst inschuift en die dan bijvoorbeeld als output geven: ‘B2’. O jee! En je had nog zo je best gedaan op B1. Ons advies is dus: niet kopen, die software. Maar gewoon op gevoel jip-en-janneketaal schrijven.
B3?
Een lunch met communicatieadviseurs, een paar maanden geleden. Het gesprek ging over B1. Ik hoorde mezelf zeggen: “B1-schrijven vind ik toch niet zo uitdagend. Bij de B3-doelgroep voel ik me eigenlijk meer thuis.” Mijn gesprekspartners knikten instemmend, hoewel sommigen ietwat onzeker.
Het was niet erg aardig wat ik deed. Maar het illustreert wel de hype van de discussie.