Wie zegt in taal wat goed of fout is? Eigenlijk: wie is de baas over taal? Die vraag probeerde het symposium ‘Wie is de baas van de taal’ te beantwoorden. Esthetiek is het beste criterium voor correctheid, opperde dichter Ilja Leonard Pfeijffer in een hilarische mini-conference.
Volgens die gedachtegang bepalen (volgens Pfeijffer) vooral dichters wat mooi of lelijk is. En daarmee wat juist of onjuist is. Die denktrant volgend is het een kleine stap van tekstschrijver naar onderdirecteur van de taal.
Vage termen zeggen weinig
Maar wat betekenen esthetiek en bijvoeglijk naamwoord esthetisch? Taaladviseur Van Dale (geen taalbaas) geeft onder meer de betekenis ‘smaakvol’. De term zelf verwijst naar de leer van esthetica. Daaronder scharen we vele zienswijzen op onder meer schoonheid. Dat geeft dus nog geen antwoord op de vraag wát esthetisch is.
Al met al een vage term, die vooral subjectief is. Taalkenner of niet.
Pfeijffer verklaarde zijn zienswijze deels door overeenstemming. Zijn analogie: zet tien goede componisten bijeen en ze beoordelen een muziekstuk op kwaliteit. Ze kunnen zelf iets niet mooi vinden, maar wel zeggen of iets goed is. En in feite dus juist of onjuist.
Gaat het over tekst, dan is dat eigenlijk dictatoriale consensus. Met de taalvaardigen als heersende bovenklasse. Het populus moet volgen.
Gulden snede meet schoonheid
Maar laten we die vergelijking eens bij een andere kunstvorm trekken. Neem fotografie. Bij uitstek een terrein van esthetiek. Denk bijvoorbeeld aan de gulden snede en de regel van derden.
Het zijn geen van beide instrumenten voor schoonheidsmeting. Net zo min als de mening van de veronderstelde taalleiders. Door zo’n compositie kan een foto natuurlijk interessanter worden. Maar er zijn allerlei prachtige foto’s die een andere vlakverdeling hebben.
Soms ligt hun schoonheid in robuustheid, afwijking, ongepolijstheid. Die foto’s kunnen hevige afkeer oproepen, maken dat fotografen elkaars visie en expertise in twijfel trekken. Daar telt een esthetisch instrument helemaal niet. Daar openbaart schoonheid zich als subjectief.
Weg consensus. Weg esthetiek?
Werken voor de massa
Hoe zit dat dan met taal? En specifiek geschreven tekst?
Wij tekstschrijvers verschillen soms met onze opdrachtgevers van mening. Bakkeleien over woordkeuze, volgorde. Zelfs over grammatica. Want ook regels zijn soms voor meerderlei uitleg vatbaar. We doen dat vanuit ons persoonlijke oogpunt van wat correct is en smaakvol. Wij hebben taalkennis én een mening over esthetiek.
Welke datums schikken?
Ondanks dat gaat de massa – in onze ogen – soms toch voor lelijk. Museums. Datums. Je weet toch? De cliché die je wist dat zou komen. De massa, die bestaat uit de normale taalgebruikers. Geen tekstprofessionals, geen overdreven taalliefhebbers.
Mooie museums!
En ja, we bestaan door die massa. We schrijven ervoor. We passen onze stijl erop aan, om tekst toegankelijk te houden. Maar kwantiteit maakt niet het gelijk van de massa.
De meerderheid wint niet altijd. De tekstschrijver is soms als de Galliërs omringd door Romeinen. Standvastig. Maar geen baas. En de taalkeizer? Die bestaat in Nederland niet.