Symposium ‘Wie is de baas over de taal?’

Daar zaten ze, op een zonnige zaterdag in Leiden. Schoolmeester Jan Renkema naast bon vivant Ilja Leonard Pfeiffer. Geert Joris van de Nederlandse Taalunie (Groene Boekje) naast organisator Jaap de Jong van Onze Taal (Witte Boekje). En er waren nog wat andere taalwetenschappers die van wanten wisten.

’t Ging allemaal over wie bepaalt wat goed Nederlands is. Eindelijk eens een bijeenkomst waarbij je niet reikhalzend uitkijkt naar de borrel.

Zoals jullie weten, is onze spelling geformaliseerd maar onze grammatica niet. Toch hebben onzekere taalgebruikers behoefte aan richtlijnen over spraakkunst en stijl. Wie geeft hun die?

Taal is van iedereen
De aanwezige machthebbers – instituut Renkema en Joris van de wettelijk vastgelegde spelling van het Groene Boekje – ontkenden met klem machthebber te zijn. Renkema deed dat met een voor zijn doen verrassend lichtvoetig betoog. Joris was ietwat langdradig en had na zoveel jaar nog steeds niet de moed om sorry te zeggen voor dat ellendige misbaksel, het Groene Boekje.

Taal is van iedereen, daar kwam het grof gezegd op neer.

Taal is van de dichters
Toen mocht classicus en poëet Ilja Pfeijffer. Hij gaf eerst Joris en vlak daarna Renkema onverwacht een behoorlijke veeg uit de pan. Wie nog niet wakker was, was het nu.

Wie maakt uit wat goed Nederlands is? Van instanties, taalwetenschappers en overijverige ambtenaren moeten we het in elk geval niet hebben. De dichter: “ ‘Taal is van iedereen’ is leeg beleidsjargon. Ik heb mijn ouders, mijn carrière, mijn minnaressen op het spel gezet voor één enkele, goedlopende zin. Het enige criterium is esthetiek. Dus gaan wij díchters over onze taal.”

Renkema kon er niet om lachen, de rest van de zaal des te meer.

Vraagt maar aan zijn, hoor!
Wij mensen passen ons taalgebruik aan omdat we ergens bij willen horen of omdat we geld willen verdienen, daar was zo’n beetje iedereen het wel over eens. Het woord ‘socio-linguïstisch’ viel dan ook veelvuldig.

Ingrid Tieken-Boon van Ostade, hoogleraar Engels, gaf een mooi voorbeeld. Haar zoon groeide op in Leiden en zei thuis: “Hij heb…” Ze probeerde hem dat jarenlang tevergeefs af te leren. Tot bleek dat hij juist trots was op zijn Leidse tongval. Die verschafte hem moeiteloos toegang tot zijn Leidse vriendenkring. Daarbij was hij wel zo slim om op zijn werk gewoon “Hij heeft…” te zeggen.

Verbijstering
Wat mij betreft had het allemaal nog wel langer mogen duren. Hoewel buiten de zon scheen en beneden het bier koud stond. Maar aan alles komt een eind. In de hal zag ik tot mijn lichte verbijstering dat je een ‘Certificaat van deelname’ voor je cv mee kon nemen. En dat er volwassen mensen waren die dat inderdaad in alle ernst deden.

Kortom, een verhelderend symposium.